DORAS: KETENZORGMODEL VOOR GGZ-PROBLEMATIEK MET EEN CENTRALE ROL VOOR DE POH-GGZ

Doel

Het samenwerkingsverband DORAS (Huisartsenpraktijk De Doc, GZC De Rubenshoek, GZC ArtsenZorg en Stichting Haagse Gezondheidscentra (SHG)) in Den Haag heeft zich tot doel gesteld om de toegepaste methodiek van zorg rondom patiënten met GGZ-problematiek in multiculturele wijken met achterstandsproblematiek te optimaliseren.

Korte omschrijving activiteiten

Om een antwoord te formuleren op de vraagstelling maakten we gebruik van een onderzoeksdesign waarbij aandacht was voor de complexiteit van het vraagstuk en de grootschaligheid van het onderzoek. Het design van dit onderzoek was een Multiple Embedded Case Study (MECS) waarbinnen we Mixed Methods en triangulatie inzetten om de data te verzamelen en te analyseren. We pasten steeds dezelfde combinatie van kwantitatieve en kwalitatieve onderzoeksmethoden per case toe.

 

Samenwerking

De Racip Cycle Evaluation (RCE) (= actiegericht onderzoek) was onderdeel van de Multiple Embedded Case Study. Met deze actiegerichte benadering stimuleerde de onderzoeker dat de interventie (Basis GGZ) tijdens de implementatie objectief en intensief werd gemonitord. Op basis van de regelmatig teruggekoppelde gegevens tijdens de spiegelbijeenkomsten werd tijdens de implementatie de interventie verbeterd. De spiegelmethode is o.a. toegepast in het kader van ‘SMOEL’ (Samenwerking Monitor Op Eén Lijn). Het Jan van Es Instituut is een van de partijen in dit samenwerkingsproject en heeft de spiegelmethode ontwikkeld. De spiegelmethodiek is gebaseerd op een continue kwaliteitsverbetering en de PDCA-cyclus en heeft als doel verbetermanagement duurzaam te verankeren binnen organisaties door middel van kort cyclisch evaluatieonderzoek.

In een dergelijke evaluatie is geen sprake van een statische interventie, maar wordt met behulp van de gegevens gezocht naar de meest optimale interventie-ingrediënten zoals dat in de praktijksituatie haalbaar is. Op basis van de uitkomsten kunnen verbeteractiviteiten worden geformuleerd om het teamfunctioneren te verbeteren. De reacties van de deelnemers worden geïntegreerd in de uitkomsten van de studie.

Het Kijkglasmodel is een van de meetmomenten binnen de RCE. Centraal staan vijf sleutelthema’s die als zachte factoren aantoonbaar van invloed zijn op de effectiviteit van een samenwerking, namelijk: ambitie, belangen, relaties, organisatie en proces van samenwerking. Het resultaat van dit instrument wordt tijdens de spiegelbijeenkomsten teruggekoppeld aan de stakeholders. We objectiveren de gegevens aan de hand van drie thema’s, namelijk: Herkenning (H), Erkenning (E) en Actie (A). We toetsen per stakeholder en per spiegelbijeenkomst of de bevindingen uit het Kijkglasmodel worden herkend, erkend en wat de teamleden met de uitkomsten gaan doen.

 

Cliënttevredenheid

De cliënttevredenheid is in kaart gebracht door de afname van diepte-interviews bij cliënten van de 5 praktijken. Per praktijk is getracht om 5 interviews te houden.

 

Zorggebruik

Via de analyse van de HIS-gegevens werd gemeten of het aantal patiënten gedurende de looptijd toenam en hoe deze curve zich verhield tot het overige aantal contacten met zorgverleners binnen de huisartsenpraktijk. De bestanden die zijn opgevraagd, zijn: algemeen patiëntenbestand, episodebestand, contactenbestand, medicatiebestand en verwijzingenbestand.

Resultaten 

Samenwerking deels gelukt

Interessant is te constateren dat gedurende de twee jaar dat DORAS is gevolgd, de scores op de samenwerking varieerden. Startte men met een duidelijk gemeenschappelijke ambitie, bleek na verloop van tijd toch dat de belangen van niet alle organisaties gelijk liepen. Daardoor nam de gemeenschappelijke ambitie weer af. Een belangrijk aspect bleek dat de wederzijdse afhankelijkheden tussen de verschillende organisaties niet toenamen gedurende deze periode. Zo constateerden we ook dat de procesorganisatie beter had gekund. Verantwoordelijkheden werden gaande de samenwerking helderder. De gedeelde ambitie om tot een gezamenlijk werkgeverschap te komen is deels gelukt. Vier van de zeven praktijken zijn hiermee doorgegaan. Drie praktijken participeren niet in het gezamenlijke werkgeverschap en hebben de POH-GGZ elders ondergebracht.

 

Zorggebruik

Het aantal contacten dat de patiënten met de POH-GGZ, maar ook met de overige zorgverleners (met name huisarts) heeft gehad, neemt gedurende de tijd toe. Vrouwen maken meer gebruik van de POH-GGZ dan mannen. Na een gewenningsperiode stijgen zowel contacten met POH-GGZ én huisarts, na weer een aantal maanden stijgen het aantal contacten met de POH-GGZ verder en stabiliseren die met de huisarts. Er lijkt geen verband te zijn met het werkgeverschap. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de POH-GGZ in de loop van de tijd steeds beter gevonden wordt, maar dat de inzet van een POH-GGZ in eerste instantie niet voor een reductie in het aantal ‘overige’ contacten zorgt. De mate hiervan verschilt per praktijk. Wij spreken dan ook van een incubatieperiode voor de opname van een nieuwe functionaris in een huisartsenteam.

 

Cliënten zijn tevreden met de POH-GGZ

De cliënten van de POH-GGZ zijn over het algemeen tevreden over de zorg die zij ontvangen. Zaken die met name genoemd worden, zijn dat de POH-GGZ een luisterend oor biedt, over inlevingsvermogen beschikt en oplossingsgericht denkt. Het geeft de cliënten een vertrouwd gevoel dat ze bij de huisartsenpraktijk geholpen worden en ze ervaren het als laagdrempelige zorgverlening. Een toegevoegde waarde die ook in deze multiculturele wijk wordt ervaren.

Opdrachtgever

Fonds Huisartsen Achterstandswijken (FHA)

 

Verantwoordelijke binnen JVEI

Marieke Habraken